Populaire namen voor de wilde cichorei zijn wilde peen, bitterpeen, wilde andijvie, Duitse koffie, witlof. De Latijnse naam komt voort van het Arabisch woord "cichorium" maar kan ook afstammen van het Griekse woord "chorioon" dat "naast het veld groeien" betekent. "Intybus" staat voor "melksap" en komt ook uit het Arabisch.
Wilde cichorei is een overblijvende en winterharde plant. Ze heeft een rijke, kalkhoudende, vochtige bodem in de zon nodig en groeit niet goed in de schaduw. Typisch is de bovenaan dikke, vlezige maar toch breekbare en vooral heel bittere penwortel. Op de grond groeit een rozet met bladeren die lijken op die van de paardenbloem: breed lancetvormig, getand en donkergroen van kleur. Hoger op de stengel staan kleinere bladeren zonder bladsteel, langwerpig en toegespitst. De knapperige bladeren geven een wit sap vrij. De holle stengel kan tot 1,5 m hoog worden en bevat een uitzonderlijk bitter wit melksap. Van juli tot september komen er mooie blauwpaarse bloemen aan het uiteinde van de stengel en in de bovenste bladoksels. Het zijn bloemhoofdjes met 2 bloemenkransen: de buitenste heeft weinig lintbloemen. De binnenste heeft opgerichte lancetvormige blaadjes die getand zijn (5x). Er zitten blauwe meeldraden rond de vlakke stempel. Heel bijzonder is dat de bloemen zich enkel bij droog weer openen, zich steeds naar de zon keren gedurende ongeveer 5 uur van in de morgen tot tegen de middag en zich dan weer sluiten. Deze eigenschap bezorgde de plant de bijnaam "verloofde van de zon". De vrucht is een dopvrucht met schubjes.
Oorspronkelijk komt deze plant van de Middellandse Zee maar is nu inheems in Europa, Noord-Afrika, West-Azië. Daarna is ze ingevoerd in Amerika, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. Er worden vele varianten geteeld, met culinaire of met sierwaarde.
Men vindt deze plant op arme grond, uitgedroogde grond en grond die door betreden of berijden hard geworden is. De verwilderde cichorei zie je langs velden, in weiden en droog grasland of ook op braakliggende terreinen en kalkhellingen.
Van de wilde cichorei worden de wortel in de herfst en de bladeren voor de bloei geoogst. De wortels worden dan voor fytotherapeutische doeleinden gebruikt maar de bladeren worden vooral culinair toegepast.
Al van in het oude Egypte werd wilde cichorei gebruikt. In de eerste eeuwen van onze tijdrekening werd de plant gebruikt als spijsverteringsbevorderend middel en als maagversterkend middel. Men noemde de plant de vriend van de lever omwille van zijn gunstige invloed op de gal. In de volksgeneeskunde zag men de plant als diureticum, een algemeen zuiverend middel en laxans.
Vanaf de 17e eeuw werden er minder bittere varianten gekweekt die werden gebruikt als voeding. Zo werden de wortels voor het eerst geroosterd en als koffie gebruikt tijdens de veldtochten van Napoleon. Toen de koffieboon opkwam, werd de wilde cichorei naar de tweede plaats verdrongen en diende ze enkel nog als smaakversterker. In perioden van schaarste, zoals in de oorlog haalde men de wilde cichorei telkens toch weer van onder het stof vandaan.
Vanaf de 19e eeuw ging men in de streek van Brussel de bladeren bleek houden door ze te binden, te bedekken en in het donker te houden. Zo ontstond het Brussels lof of witloof.
A.Vogel gebruikt de wilde cichorei in Bambu, de natuurlijke koffievervanger zonder cafeïne.
Ontvang elke maand onze nieuwsbrief met handige tips voor een gezonde lifestyle
Ik schrijf me in >